20721 |
dun sneetje brood |
sneetje:
snēkə brut (L413p Helchteren),
snēkə vlis (L413p Helchteren)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19310 |
durven |
dorren:
dērren (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren),
hije hit da nie derren doen (L413p Helchteren)
|
durven [ZND 25 (1937)], [ZND m] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dīər (L413p Helchteren)
|
duur [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
daouə (L413p Helchteren)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwiŋən (L413p Helchteren)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L413p Helchteren)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
19294 |
een berisping krijgen |
een sigaar krijgen:
wordt meer gezegd van groote personen
En sigaar kriegen (L413p Helchteren)
|
hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənə botəram smīrə (L413p Helchteren)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
scchinken (L413p Helchteren),
sxeŋkən (L413p Helchteren)
|
Schenken. [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜ (L413p Helchteren),
ē̜. (L413p Helchteren),
ęi̯ (L413p Helchteren),
eitje:
ęi̯kǝn (L413p Helchteren)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|