20526 |
eierkoek |
eierkoek:
êrkok (L413p Helchteren)
|
eierkoek [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
19329 |
eigenwijs |
eigenwijs:
égəwés (L413p Helchteren)
|
eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
24478 |
eik |
eik:
ɛk (L413p Helchteren),
eikenboom:
êkeboem (L413p Helchteren),
-
eikeboem (L413p Helchteren)
|
eik [RND], [ZND 20 (1936)] || eikenboom [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ikəls (L413p Helchteren),
êkkel (L413p Helchteren),
-
iekelen (L413p Helchteren)
|
eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] || eikels zoeken [ZND 20 (1936)]
III-4-3
|
24142 |
ekster |
ekster:
āēkster (L413p Helchteren)
|
ekster [Willems (1885)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
ieksteroeg (L413p Helchteren)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
lastik (L413p Helchteren)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
24970 |
elders, ergens anders |
ergens anders:
erges aaners (L413p Helchteren),
erges ammers (L413p Helchteren)
|
Overvloed. Hier vindt ge die planten niet, maar elders (ergens anders, ievers, ...) groeien ze in overvloed. [ZND 44 (1946)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
ellentriek (L413p Helchteren)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektriekse tram:
ellectrieksen tram (L413p Helchteren)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|