e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Helchteren

Overzicht

Gevonden: 2274
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine boerderij boerderijtje: burdǝręi̯kǝ (Helchteren) Bij keuterij, e.d. in het noorden van de Nederlandse provicie wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de keuterboer gewoonlijk ook in dagloondienst is en géén paard bezit; zijn grond beslaat niet meer dan drie tot vijf hectaren. Ook hier vindt men, naast specifieke terminologie met name met het element keuter, ook veel omschrijvende benamingen met klein en diminutiva. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "Boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c; A 30A, 3a, 3b en 3d; L 22, 1b; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
kleine hoeveelheid eten greumeltje: (o.).  grøməlkə (Helchteren) Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)] III-2-3
kleine neus kleine snuiter: klei snuiter (Helchteren) een klein neusje [ZND 39 (1942)] III-1-1
kleingeld kleingeld: xemgiəklēͅgelt (Helchteren) ik heb geen kleingeld [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbelen (Helchteren, ... ), babələ (Helchteren), klateren: Van Dale: klateren, het in snelle opeenvolging voortbrengen of weerklinken van een helder, hetzij niet zeer intens en aangenaam, hetzij schel en weergalmend geluid, m.n. van snel stromend water en van de donder gezegd [...]; - oneig. klaterende onzin, klinkklare onzin.  klateren (Helchteren), zeveren: Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zieveren (Helchteren) babbelen [ZND A1 (1940sq)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletsoor klantsoor: klaŋdzūr (Helchteren), klatsoor: klatsūr (Helchteren) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kliekje patatten in de pan: pətatənenə pan (Helchteren) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klierziekte klieren: klieren (Helchteren) hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
klimop klimop: -  klimop (Helchteren), wintergroen: -  wintergroen (Helchteren) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klokhuis klokhuisje: klokhuisken (Helchteren) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3