e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L291p plaats=Helden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooi plooi: pluǝ (Helden) Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.] II-7
plukkorf plukkorf: plø̜kkǫrǝf (Helden) Mand waarin geplukt fruit wordt verzameld. Zie ook afb. 290. Vgl. voor het woordtype kommel ook het Gronsvelds woordenboek s.v. kommel, ø̄plukkorfø̄. [N 40, 94; N 40, 95; N 40, 97; N 40 add.; monogr.] II-12
poel poel: pōl (Helden) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poelie riemschijf: rēmš ̇īf (Helden) Wiel dat voorzien is van flensranden of van een groef en dat gebruikt wordt om er een drijfriem of een ketting over te laten lopen. Zie ook afb. 76 in Wld ii.3 (pag. 104) en het lemma "drijfriem". [N 33, 258; monogr.] II-11
poetsen afknippen: afknepǝ (Helden) De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.] II-12
poetsmes snoeischeer: snujšēr (Helden) Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.] II-12
polijsthamer klophamer: klǫphāmǝr (Helden) Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.] II-11
pompen pompen: pompǝ (Helden) Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.] II-1
pomphaak pompenhaak: pompǝnhǭk (Helden) Lange ijzeren stang met kop en haak waarmee men het slot van een pomp kan openen. De zuiger van de pomp dient daartoe eerst verwijderd te worden. De pomphaak wordt gebruikt bij herstellingen of, bij vriesweer, om de pomp te laten leeglopen. Zie ook afb. 243. [N 64, 134a; N 66, 50a] II-11
pompslot hart: hart (Helden), patentslot: pate̜ntslot (Helden), slot: slot (Helden) Kegelvormig of schijfvormig lichaam, voorzien van een klep, dat in het slotstuk van de pomp is aangebracht. Het verhindert dat opgepompt water terug kan stromen naar de ondergrond. Zie ook afb. 242. De invuller uit L 291 verstond onder het hart het slot met de klep samen. De klep hield het water in de pomp. Het slot bestond uit een ijzeren beugel gevuld met vlas en schapenvet. Dit type slot werd later vervangen door het patentslot. [N 64, 133g; N 66, 49g] II-11