e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L291p plaats=Helden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ritsbeitel van de hoefsmid rits: rets (Helden) De beitel waarmee men een gleuf maakt in de onderkant van het hoefijzer. Zie ook afb. 225. Meestal wordt als ritsbeitel een stokbeitel gebruikt, een beitel die los aan een steel bevestigd kan worden. In de rits worden op de plaats waar de hoefnagels komen te zitten met een hoefijzerstamper gaten in het metaal gedreven voor de nagelkoppen. Die gaten worden dan vervolgens met behulp van een hoefijzerdoorslag doorgeslagen. [N 33, 362] II-11
ritsbeitel, kantbeitel ritsbeitel: rets˱bęjtǝl (Helden) Stalen beitel die dient voor het hakken van smalle groeven in metaal. De beitel heeft een enigszins speervormig toelopende punt, die smaller is dan het hechtgedeelte. Zie ook afb. 51. Volgens de invuller uit Q 121 diende de kruisbeitel om ijzer, klinknagels en lassen weg te kappen bij smalle gleuven. De beitel had een lengte die varieerde van 100 mm tot 250 mm. [N 33, 120; N 33, 111; N 33, 116; N 33, 117] II-11
rivettenboor verlengboor: vǝrleŋbōr (Helden  [(dient om een dun eind aan een dikke staaf te verlengen)]  ) Hol boorijzer waarmee de doorsnede van (een deel van) een dikke spijl of staaf verkleind kan worden. De boor wordt onder meer gebruikt bij het vervaardigen van de staven voor roosterwerk. Zie ook afb. 119. [N 33, 149] II-11
rode biet eetkroot: ē̜tkruǝt (Helden), kroot: krōǝt (Helden), rode kroot: rǫu̯ǝ kruǝt (Helden) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode klaver rode klee: ruǝ [klee] (Helden), weiklee: węi̯[klee] (Helden) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
roep- en lokwoord voor de eend eendje: eendje (Helden), wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Helden) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans gansje: gɛnskǝ (Helden) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge eend eendje: ēntjǝ (Helden), wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Helden) [VC 14, 2s -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de jonge gans gansje: gɛnskǝ (Helden) [VC 14, 2q (r] I-12
roep- en lokwoord voor de kip tuut: tyt (Helden), tuut, tuut: tyt, tyt (Helden), tuutje: tytjǝ (Helden) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12