e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L291p plaats=Helden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schraag bok: buk (Helden), schraag: šrāx (Helden, ... ), staander: štɛndǝr (Helden) Een uit metaal vervaardigd gestel bestaande uit twee driehoekige steunen die met elkaar verbonden zijn, waarop de smid een werkstuk kan laten rusten. [N 33, 237] || Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.] || Uit hout of metaal vervaardigd gestel, bestaande uit twee driehoekige steunen die met elkaar verbonden zijn. Twee of meer schragen vormen de basis voor de werkvloer van de schraagsteiger. [N 32, 7b; monogr.] II-11, II-12, II-9
schraapstaal schraapstaal: šrāpštǭl (Helden) Stalen werktuig om een metalen vlak af te schrapen. Het schraapstaal kan verschillende vormen hebben. Vaak wordt het door de smid zelf vervaardigd van een oude vijl waarvan de voorzijde van het blad puntvormig wordt afgeslepen. Zie ook afb. 205. [N 33, 261a-b; N 33, 281; N 64, 58a; monogr.] II-11
schrabsel nerf: nɛrf (Helden), ɛrf (Helden) De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.] II-1
schroodbeitel schroder: šrȳr (Helden), schroodbeitel: šrǫt˱bęjtǝl (Helden) Brede, zeer korte beitel die met zijn staart in het gat van het aambeeld geplaatst wordt. Op de schroodbeitel kunnen gloeiende staven ijzer doorgehakt worden. Zie ook afb. 20. [N 33, 44] II-11
schuifdrilboor drilboor: drelbōr (Helden) Handboor voor het boren van kleine gaatjes in metaal. De schuifdrilboor wordt in beweging gezet door het op en neer bewegen van een klos met inwendige spiraalrug over een daarin passende boorspil met spiraalgroef. Het boorijzer wordt op deze wijze afwisselend links en rechts rondgedraaid en het is daarom dan ook meestal van vier snijvlakken voorzien. De schuifdrilboor wordt op het werkstuk gedrukt door met de hand of de borst te duwen op de houten knop die zich aan de bovenzijde van het werktuig bevindt. Zie ook afb. 123. [N 33, 141] II-11
schuifmaat schuifmaat: šūfmǭt (Helden) Metalen maatstok met een vast en een verschuifbaar deel om in- en uitwendige maten van werkstukken op te nemen. Het vaste en het schuifbare deel van het werktuig zijn beide van een bek voorzien waarmee een werkstuk omklemd kan worden. Op het beweegbare deel is een schaalindeling aangebracht en soms ook op het vaste deel. In het laatste geval kan tot op tienden of twintigsten van een millimeter nauwkeurig worden opgemeten. Zie ook afb. 86. [N 33, 267] II-11
schurft schurft: šø̜rft (Helden) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] I-11
schutting naast de koeienstand schot: šǫt (Helden) Om de koeienstand af te scheiden van de gang ernaast is er een schutting, een lage muur of een paal of plank aangebracht. De benamingen kunnen vaak ook van toepassing zijn op de scheiding tussen twee paarden in de paardestal. [N 5A, 38d] I-6
schuur schuur: šø̄r (Helden) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
schuurpapier schuurpapier: šōrpǝpēr (Helden) Stevig papier waarop korrels schurend materiaal zijn aangebracht. Het schuurmateriaal van schuurpapier wordt normaal onderverdeeld in grove, middel en fijne korrel. Daartussen bestaan nog diverse gradaties, die worden uitgedrukt in nummers die ongeveer overeenkomen met het aantal korrels per vierkante centimeter. Zie ook de lemmata "schuurpapier" en "waterproof-schuurpapier" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II. 9, pag. 205. [N 33, 233; N 33, 234; N 64, 56a; N 64, 56c; monogr.] II-11