26234 |
halssteen |
baansteen:
baansteen (L291p Helden)
|
Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4]
II-3
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapǝsūn (L291p Helden)
|
Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-11
|
30798 |
halve huid |
helft:
hęlft (L291p Helden)
|
De helft (in de lengte) van een al dan niet gelooide huid. Zie afb. 1. [N 36, 3]
II-10
|
29826 |
halve steen |
(een) halve:
ɛnǝn halǝvǝ (L291p Helden)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
31687 |
hamerslag |
hamerslag:
hāmǝrslax (L291p Helden)
|
Het resultaat van het verdumpelen: deukjes en kuiltjes in het oppervlak van het koperen voorwerp. Zie ook het vorige lemma. [N 66, 32b]
II-11
|
31686 |
hamerslag aanbrengen |
afkloppen:
āfklǫpǝ (L291p Helden)
|
Ter versiering in het oppervlak van het koperen werkstuk door middel van een hamer oneffenheden aanbrengen. In L 266 werd dit werk met behulp van de klophamer gedaan. [N 66, 32a]
II-11
|
29935 |
handbeschermer |
handleer:
haŋklē̜r (L291p Helden)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
31934 |
handboor, fretboor |
handboortje:
haŋkt˱bø̄rkǝ (L291p Helden)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
køltivātǝr (L291p Helden)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
30061 |
handhei |
heiblok:
hęjblǫk (L291p Helden)
|
Handgereedschap om palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn aangebracht. Zie ook afb. 26. [N 31, 5b; monogr.]
II-9
|