e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

Gevonden: 1713
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middendeel van het paard lijf: lē̜f (Heppen) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombān (Heppen  [(enk -bánt)]  ) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
midvoor voorspeler: vørspe:lər (Heppen) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
mijt afdekken dekken: dękǝ (Heppen) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mikken mikken: mikə (Heppen) lonken (mikken) [RND] III-3-2
minderjarig minderjarig: znd 31, 23a  minderjarig (Heppen) minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2
mismaakt mismaakt: mismŏakt (Heppen), misvormd: misvormd (Heppen) het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)] III-1-2
moe moe: mø.j (Heppen) moe [RND] III-1-2
moer vooi: vūi (Heppen), wijfje: wəfkə (Heppen) konijn, vrouwtje [ZND 20 (1936)] || voedster, vrouwtjes konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
moestuinx hof: hoͅf (Heppen), kruidhof: krø͂ͅthoͅf (Heppen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 27 (1938)] I-7