24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
biëst (K316p Heppen)
|
beest [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21155 |
dijk |
dijk:
dijk (K316p Heppen),
dęi̯k (K316p Heppen)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
20714 |
dikke boterham |
dikke snee:
Syst. Frings
dekə snē (K316p Heppen)
|
Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20632 |
dikke snee brood |
dikke snee:
Syst. Frings
dekə snē (K316p Heppen)
|
Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18266 |
dikke, warme mantel |
dikke mantel:
nen dikke mantel (K316p Heppen, ...
K316p Heppen),
pardessus (fr.):
pardesseuii (K316p Heppen),
pardesseūü (K316p Heppen)
|
een dikke mantel [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
32860 |
distel |
dissels:
desǝls (K316p Heppen)
|
De distel (velddistel of akkerdistel, Cirsium arvense) is een hardnekkig onkruid dat zowel in de wei als in de akker bestreden moet worden. De plant heeft sterke, tot diep in de grond vertakte wortels, lange, tot 150 cm hoge stengels die, evenals de lancetvormige bladen, met stekels bezet zijn; de bloemen zijn rood-lila van kleur. De velddistel moet niet verward worden met de melkdistel (Sonchus oleraceus) die wordt geplukt, en soms gekweekt, als konijnevoer. Deze plant zal behandeld worden in de aflevering over het kleinvee. Hier worden eerst de enkelvoudsvormen gegeven: de antwoorden op de vraag naar de naam van de plant. Vervolgens worden ook de meervoudsvormen vermeld; in de woordenschat van de boer zal het begrip immers voornamelijk in het meervoud voorkomen: "die wei staat vol met distels", "distels uitsteken", enz. Zie afbeelding 2. [voor de opgaven in enkelvoud: N 92, 100; L 1 a-m; L 23, 12a; voor de opgaven in meervoud: JG 1b]
I-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
də go:l (K316p Heppen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kipər (K316p Heppen)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
go:l (K316p Heppen)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
kubber:
köpper (K316p Heppen)
|
duif, mannetje [ZND 18 (1935)]
III-4-1
|