22655 |
drijftol |
kleine dop:
klennen dop (K316p Heppen),
kokkerel:
koekerel (K316p Heppen)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
17862 |
dringen |
dringen:
dringe (K316p Heppen)
|
niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
driŋkbák (K316p Heppen)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glas (K316p Heppen),
pint:
pent (K316p Heppen)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
waterkot:
wǭtǝrkǫt (K316p Heppen)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
drogen:
drȳgǝ (K316p Heppen)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25128 |
droog weer |
droog:
drûûch (K316p Heppen),
gedroogd:
Algemene opmerking: lijst omgespeld volgens IPA! ps. misschien is het woord droog: [drÁg]? (in de zin staat het als verl. deelwoord).
gədry(3)̄gt (K316p Heppen)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
dryǝxstǭn (K316p Heppen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
drechte (K316p Heppen)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
tros druiven:
tros drouəvən (K316p Heppen)
|
[ZND 33 (1940)]
I-7
|