id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22858 | kraaltjes | pareltjes: piɛ.rlkəs (Heppen) | kraaltjes [RND] III-3-2 |
32621 | kraan van de metalen gierton | kraan: krǭn (Heppen) | De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1 |
24196 | kraanvogel | kroenekraan: kroenekraan (Heppen), (geen fon doc.) kroenekraan (Heppen) | kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] III-4-1 |
21342 | krant | gazet (<fr.): gezet (Heppen) | krant [ZND 17 (1935)] III-3-1 |
25034 | krassen | scharen maken: schare moake (Heppen, ... ) | krassen [ZND 01 (1922)] || krassen (van een schone tafel) [ZND 28 (1938)] III-4-4 |
21031 | kreeft | kreeft: ook in ZND 28, 048 krĕft (Heppen) | kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3 |
20707 | krentenbrood | krentenmik: Syst. Frings krentəmek (Heppen), verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m) krente-mik (Heppen), rozijnenmik: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m) rozèəne-mik (Heppen) | krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
18223 | kreukelen | trekken: het trekt (Heppen), verrimpelen: het klieëd is verrumpeld (Heppen) | Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)] III-1-3 |
17994 | kreunen van de pijn | kruisen: krooəst (Heppen) | hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)] III-1-2 |
33831 | kribbebijter | kribbijter: krøbē̜tǝr (Heppen) | Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9 |