id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24342 | libel en waterjuffer | waterjuffer: waterjuffer (Heppen) | waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2 |
17540 | lichaam | lichaam: Weinig verschil met leef. lichĕm (Heppen), lijf: lèĕf (Heppen) | het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] III-1-1 |
19353 | lichtgeraakt, kregel | krikkel: ook materiaal znd 28, 49 krikkel (Heppen) | kregel [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
22750 | lied, liedje | liedje: li:kə (Heppen), liike (Heppen), altijd verkleinwoord lieke (Heppen) | Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2 |
19085 | liegen | liegen: liege (Heppen) | liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1 |
17647 | lies | plooi: RK: ingegeven dr. plooi v.d. dij ? de plooi van t bi-ĕn (Heppen), vlies: vlis (Heppen) | de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12, III-1-1 |
24343 | lieveheersbeestje | lievevrouwbeestje: li:vra:bi:zəkə (Heppen) | lieveheersbeestje [DC 49 (1974)] III-4-2 |
17816 | liggen | liggen: ligge (Heppen) | liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2 |
33474 | liggend dakvenster | dakraam: dakrǭm (Heppen) | Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.] I-6 |
20464 | lijkbidder | lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25; lèəkbidder (Heppen, ... ) | lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2 |