| 24342 |
libel en waterjuffer |
waterjuffer:
waterjuffer (K316p Heppen)
|
waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
| 17540 |
lichaam |
lichaam:
Weinig verschil met leef.
lichĕm (K316p Heppen),
lijf:
lèĕf (K316p Heppen)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
| 19353 |
lichtgeraakt, kregel |
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
krikkel (K316p Heppen)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
| 22750 |
lied, liedje |
liedje:
li:kə (K316p Heppen),
liike (K316p Heppen),
altijd verkleinwoord
lieke (K316p Heppen)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
| 19085 |
liegen |
liegen:
liege (K316p Heppen)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
| 17647 |
lies |
plooi:
RK: ingegeven dr. plooi v.d. dij ?
de plooi van t bi-ĕn (K316p Heppen),
vlies:
vlis (K316p Heppen)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, III-1-1
|
| 24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwbeestje:
li:vra:bi:zəkə (K316p Heppen)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)]
III-4-2
|
| 17816 |
liggen |
liggen:
ligge (K316p Heppen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 33474 |
liggend dakvenster |
dakraam:
dakrǭm (K316p Heppen)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
| 20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
lèəkbidder (K316p Heppen, ...
K316p Heppen)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|