e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herderen

Overzicht

Gevonden: 837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overlangs heen en weer eggen rechtdoor [eggen]: rɛ̄t˱doø̜.r (Herderen) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overmouwen bindmouwen: benmǫu̯ǝ (Herderen) De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
overstikken oversteken: jø̜vǝrstē̜kǝ (Herderen) Naast de naad nog eens naaien. [N 59, 55; N 62, 9] II-7
paard paard: pi̯at (Herderen) [JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18] I-9
paardedeken onder het zadel onderzadel: onǝrzǭl (Herderen) Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b] I-10
paardetuig paardsgetuig: pi̯ats˲gǝtø̄.x (Herderen) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paillette blinkertje: blienkerkes (Herderen), pailletje: (mv)  polɛtšǝs (Herderen), pailletje (<fr.): pooletjes (Herderen), schelfjes: [opgave alleen in potlood; niet in pen overgenomen]  sjêlfkes (Herderen) Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: git [N 62 (1973)] || Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: paillette? [N 62 (1973)] || Versiering voor kledingstukken. Glinsterend schijfje met in het midden een gaatje. [N 62, 60b] II-7, III-1-3
paren van de duiven koppelen: kòpələ (Herderen) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf nuchter kalf: nøxtǝr [kalf] (Herderen) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pasklaar in de mik: en dǝ mek (Herderen), in de pas: in de pas (Herderen) Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW] II-7