28944 |
pasmodel |
maatkleed:
mǭtklēt (Q174p Herderen)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
28844 |
passement |
bies:
bis (Q174p Herderen),
galon:
galǫn (Q174p Herderen),
siersel:
sīrsǝl (Q174p Herderen)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
juist mikken:
jus mikken (Q174p Herderen),
juist passen:
jus passen (Q174p Herderen)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)]
III-1-3
|
28832 |
patroon, dessin |
tekening:
tēkǝneŋ (Q174p Herderen)
|
Het voorbeeld op de patroontekening waarnaar geweven wordt, maar ook het resultaat daarvan in de stof, de tekening die daarin te voorschijn treedt. [N 62, 74a; N 62, 71c; MW]
II-7
|
33562 |
peen, wortel |
wortelen:
wottele (Q174p Herderen)
|
I-7
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
šā.x (Q174p Herderen)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pētərsē.li (Q174p Herderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
šōͅl (Q174p Herderen),
schilver:
šeͅ.lvərə (Q174p Herderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pōlə (Q174p Herderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schaalerwten:
šōͅlēͅ.rtə (Q174p Herderen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|