e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herkenbosch

Overzicht

Gevonden: 677
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ongezuiverde was rauwe was: ruwǝ was (Herkenbosch) De van honing ontdane maar nog niet gewassen raten. [N 63, 121b; Ge 37, 146; monogr.] II-6
onnozele-kinderendag onnozele-kinderen: onnözele kinjer (Herkenbosch) Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)] III-3-2
onrustig zijn door moerloosheid huilen: huilen (Herkenbosch) Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;] II-6
onstuimige lucht dikke lucht: ein dĭēke lóch (Herkenbosch) onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)] III-4-4
ontzegelen ontzegelen: ontzegelen (Herkenbosch) Het verwijderen van de wasdeksels die de honingcellen bedekken. Voordat de raten in de slinger gaan, moeten ze ontzegeld worden. Men heeft hiervoor een ontzegelmes of een ontzegelvork, soms werkt men, enigszins primitief, met een gewone eetvork. De techniek van het ontzegelen is uiterst eenvoudig. Het raam wordt bij de oren vastgehouden. Het steunt met een punt op een over de ontzegelbak gelegd plankje. Het mes wordt dan langs de latten gehaald waardoor de wasdeksels in een bak vallen. [N 63, 124a; Ge 37, 169; monogr.] II-6
ontzegelvork ontzegelfourchette: ontzēgǝlvǝršɛt (Herkenbosch) Bepaald soort vork, zo breed mogelijk met vele, smalle tandjes. Bij het ontzegelen wordt hij bij voorkeur warm gebruikt. Na het ontzegelen van elk raatvlak wordt hij in een bak heet water geplaatst. Voordat men gaat ontzegelen, slaat men het water even eraf. [N 63, 124c; N 63, 124b; N 63, 124d; Ge 37, 171; monogr.] II-6
onverzegelde honing onrijpe honing: onrijpe honing (Herkenbosch) Honing uit een niet verzegelde raat. [N 63, 114b; N 63, 114a; monogr.] II-6
onvruchtbare geit steenbok: stęi̯nbuk (Herkenbosch) De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.] I-12
onweersbui donderbui: dónderbui (Herkenbosch) onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
op bedevaart gaan een bedeweg doen: eine bèèwèèg dôôn (Herkenbosch) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3