28631 |
opdoeken |
opzakken:
opzakǝ (L384p Herkenbosch)
|
Een doek onder de korf steken. De uiteinden van de doek worden met pinnetjes of oognagels vastgezet aan de korfwand. Hierdoor verhindert men het wegvliegen van de bijen tijdens het reizen. [N 63, 104a; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|
28482 |
open broed |
open broed:
ǭpǝ brut (L384p Herkenbosch),
open darrenbroed:
ǭpǝ darǝbrut (L384p Herkenbosch),
open koninginnedop:
(mv)
ǭpǝ kø̄neŋenǝdø̜p (L384p Herkenbosch)
|
Broed dat nog niet afgesloten of verzegeld is. De toekomstige bij zit dan nog in het stadium van ei en larf. [N 63, 25a; N 63, 20a; N 63, 22c]
II-6
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pul:
pøl (L384p Herkenbosch)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
25150 |
opklaren |
zich opklaren:
het klaort zich op (L384p Herkenbosch)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28431 |
opspijlen |
opspijlen:
opšpīlǝ (L384p Herkenbosch)
|
De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a]
II-6
|
28579 |
optissen |
zingen:
zeŋǝ (L384p Herkenbosch)
|
Het maken van geluid door de bijen als men de korf of kast opent. [N 63, 72]
II-6
|
28503 |
oude koningin |
oude moer:
āj mōr (L384p Herkenbosch),
versleten moer:
vǝršlētǝ mōr (L384p Herkenbosch)
|
Oude, afgeleefde moer. Van deze moer raakt het zaadblaasje uitgeput of is het versleten. Zij gaat dan darrenbroed leggen, hetgeen niet getolereerd wordt door het volk. Praktisch zeker zal ze door de werkbijen naar buiten worden gedreven en zal ze door haar opvolgster met de angel gedood worden. [N 63, 63c; N 63, 63b]
II-6
|
28454 |
oude raat |
donkere raat:
doŋkǝrǝ rǭt (L384p Herkenbosch)
|
Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e]
II-6
|
28526 |
oude stok |
oud volk:
āt vǫlk (L384p Herkenbosch),
oude stok:
ājǝ štok (L384p Herkenbosch)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
aad-jaors-aovend (L384p Herkenbosch)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|