24897 |
schemeren |
donker worden:
men kent wel het bovengenoemde!
’t wèèrd dónker (L384p Herkenbosch),
grauw worden:
men kent wel het bovengenoemde!
’t wèèrd grauw (L384p Herkenbosch)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25023 |
schemering, valavond |
schemering:
de sjeemering (L384p Herkenbosch)
|
schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28607 |
schepkorf |
schepkorf:
šø̜pkø̜rf (L384p Herkenbosch)
|
Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.]
II-6
|
27016 |
scherp staan |
scherp staan:
šɛrp štǭn (L384p Herkenbosch)
|
Spits toelopen van de raat of raten tijdens het bouwen. De uiteinden van de raten zijn wigvormig. Het scherp staan is een teken dat de jonge raat nog verlengd wordt. [N 63, 16c]
II-6
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šufǝl (L384p Herkenbosch)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šufǝlǝ(n) (L384p Herkenbosch)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
34629 |
schokken |
stuiken:
štukǝ (L384p Herkenbosch)
|
Gezegd van een kar of wagen. [N 17, 97]
I-13
|
26762 |
schop om vlikken of heiturf te steken |
vlikkenschup:
flekǝšø̜p (L384p Herkenbosch)
|
Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.]
II-4
|
21368 |
schreeuwen |
kwaken:
kwākǝ (L384p Herkenbosch)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
19501 |
schuifgrendel |
schuif:
sjūūf (L384p Herkenbosch)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|