18119 |
ruw |
opengekipt:
opgekip (Q243p Herstappe)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
34381 |
schaap |
schaap:
šup (Q243p Herstappe)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
25043 |
schaduw, lommer |
lommer:
ve zitte een de loumer (Q243p Herstappe)
|
Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
33402 |
schapestal, schaapskooi |
schaapsstal:
šǫps[stal] (Q243p Herstappe)
|
De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.]
I-6
|
21256 |
servituut |
aarden baan:
jade boen (Q243p Herstappe)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
22799 |
sint-maarten |
sint-maarten:
sint mates (Q243p Herstappe)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
17871 |
slag |
klets:
klets (Q243p Herstappe),
patat:
pattat (Q243p Herstappe),
wafel:
wafel (Q243p Herstappe)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (Q243p Herstappe)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
20125 |
staart |
staat:
stad (Q243p Herstappe)
|
staart [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (Q243p Herstappe)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|