34574 |
wiel |
rad:
rui̯t (Q243p Herstappe),
meervoud
rār (Q243p Herstappe)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
21566 |
winkelkorf |
net:
een net (Q243p Herstappe)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
20654 |
witte kool |
witte kabuis:
witte kabous (Q243p Herstappe)
|
een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zē̜x (Q243p Herstappe)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
34311 |
zeug met biggen |
zoog:
zōx (Q243p Herstappe)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
17975 |
ziek |
ziek:
ziek (Q243p Herstappe)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
21456 |
één frank |
frank:
den entrée es eene fr. (Q243p Herstappe)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|