33349 |
koestal |
koestal:
ku[stal] (Q243p Herstappe)
|
De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s]
I-6
|
34646 |
koets |
koets:
kuts (Q243p Herstappe)
|
Vierwielig rijtuig met een vierkante gesloten kast voor een klein aantal personen. De kast hangt in riemen of rust op veren. De koetsier heeft een aparte bok. De koets is een van de meest bekende rijtuigen, vandaar dat "koets" ook vaak als algemene benaming voor het vierwielig rijtuig gebruikt wordt. [N 17, 5; N 101, 1-13; N G, 51; L 28, 24; L 36, 70; L A, 288; L 1a-m; S 18; Wi 18; Gi 3,IB; monogr]
I-13
|
21140 |
koets (alg.) |
koets:
koets (Q243p Herstappe)
|
koets [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
eene kolonel (Q243p Herstappe)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
caporoēl (Q243p Herstappe)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18216 |
korte laars |
get:
guette (Q243p Herstappe)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
23274 |
koster |
koster:
de keuster (Q243p Herstappe)
|
Koster. [ZND 37 (1941)]
III-3-3
|
21340 |
kramer |
voddenman:
voddeman (Q243p Herstappe)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
kat spelen:
kat spelen (Q243p Herstappe)
|
Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
een steïk wit kruit (Q243p Herstappe)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|