31567 |
olie of vet gebruikt bij het zwarten |
lijnolie:
l ̇īnǭli (L330p Herten)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de diverse soorten van olie of vet bijeengeplaatst, die al dan niet gecombineerd met de verschillende soorten kachelzwartsel worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Zie ook het lemma ɛkachels zwartenɛ.' [N 33, 313]
II-11
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǭli[verf] (L330p Herten),
ǭljǝ[verf] (L330p Herten)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
30705 |
olieverven |
in de olieverf zetten:
en ǝ ǭlivęrǝf ˲zetǝ (L330p Herten),
olieverven:
ǭljǝvęrvǝ (L330p Herten)
|
Schilderen met olieverf. [N 67, 66a]
II-9
|
29086 |
omboorden |
boorden:
bø̜̄rǝ (L330p Herten)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
33664 |
omheinde wei |
afgemaakte wei:
āfgǝmākdjǝ węi̯ (L330p Herten)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L330p Herten),
tuin zetten:
tūn zetǝ (L330p Herten),
tuinen:
tūnǝ (L330p Herten)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūn (L330p Herten)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
ijzeren hek:
īzǝrǝ hęk (L330p Herten)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
koker:
kǭkǝr (L330p Herten)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
28617 |
omjagen |
omvliegen:
omvlēgǝ (L330p Herten)
|
Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.]
II-6
|