e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
olie of vet gebruikt bij het zwarten lijnolie: l ̇īnǭli (Herten) In dit lemma zijn de benamingen voor de diverse soorten van olie of vet bijeengeplaatst, die al dan niet gecombineerd met de verschillende soorten kachelzwartsel worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Zie ook het lemma ɛkachels zwartenɛ.' [N 33, 313] II-11
olieverf olieverf: ǭli[verf] (Herten), ǭljǝ[verf] (Herten) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
olieverven in de olieverf zetten: en ǝ ǭlivęrǝf ˲zetǝ (Herten), olieverven: ǭljǝvęrvǝ (Herten) Schilderen met olieverf. [N 67, 66a] II-9
omboorden boorden: bø̜̄rǝ (Herten) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
omheinde wei afgemaakte wei: āfgǝmākdjǝ węi̯ (Herten) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheinen afmaken: āfmākǝ (Herten), tuin zetten: tūn zetǝ (Herten), tuinen: tūnǝ (Herten) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tūn (Herten) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omheining van ijzeren spijlen ijzeren hek: īzǝrǝ hęk (Herten) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omhulsel van het teellid koker: kǭkǝr (Herten) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omjagen omvliegen: omvlēgǝ (Herten) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6