30778 |
spiegelglas |
spiegelglas:
špēgǝlglās (L330p Herten)
|
Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g]
II-9
|
29816 |
spiesteen, boogsteen |
gewelfsteen:
gǝwø̜lǝfštęjn (L330p Herten)
|
Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.]
II-8
|
32071 |
spijkerbak |
nagelenbak:
nāgǝlǝbak (L330p Herten)
|
In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.]
II-12
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜gǝlǝ (L330p Herten)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
32070 |
spijkergat |
nagelgat:
nāgǝlgāt (L330p Herten)
|
Het gat dat ontstaat, wanneer een spijker uit het hout wordt getrokken. [N 54, 25; monogr.]
II-12
|
31967 |
spijkers doorknippen |
doornijpen:
dōrnīpǝ (L330p Herten),
knijpen:
knīpǝ (L330p Herten),
knippen:
knepǝ (L330p Herten)
|
Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b]
II-12
|
31966 |
spijkers uittrekken |
deruit rijten:
drūtr ̇ītǝ (L330p Herten),
deruit trekken:
drūttrękǝ (L330p Herten),
uittrekken:
ūttrękǝ (L330p Herten)
|
Spijkers met behulp van de nijptang, de spijkertrekker of de klauwhamer uit het hout trekken. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154a]
II-12
|
30860 |
spijkertrekker |
koevoet:
kuvōt (L330p Herten),
nagelentrekker:
nē̜gǝltrękǝr (L330p Herten)
|
De algemene benaming voor verschillende soorten metalen werktuigen met klauwvormige bek waarmee spijkers e.d. kunnen worden uitgetrokken. Zie ook afb. 96. De benamingen koevoet e.d., breekijzer en sloopijzer duiden een ijzeren hefboom van 90 tot 120 cm lang aan, die van onderen eindigt in een schuinstaande, gespleten klauw. Het werktuig wordt onder meer gebruikt bij sloopwerk en om spijkers uit te trekken. Zie ook het lemma ɛkoevoet, hefboomɛ in Wld II.11, pag. 8.' [N 53, 140-141; monogr.]
II-12
|
34592 |
spil van de berries |
pin:
pen (L330p Herten)
|
IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c]
I-13
|
26687 |
spil van de handmolen |
stang:
štaŋ (L330p Herten)
|
De as waar bij eenvoudige handmolens de bovenste steen om draait. De as is met één uiteinde bevestigd in de onderste steen. [N D, 14]
II-3
|