id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
31317 | stempel, leest | doorslag: dōršlāx (Herten), drijver: dr ̇īvǝr (Herten) | Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278] II-11 |
29923 | stenendrager | stenendrager: štęjndrē̜gǝr (Herten) | De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9 |
20323 | sterven | kapotgaan: kǝpot˲gǭn (Herten), sterven: štɛrvǝ (Herten) | Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] I-11 |
26047 | steunbalk van de ijzerbalk | stormbalk: štorǝmbalǝk (Herten) | Een op de daklijsten bevestigde balk, waartegen de ijzerbalk met een schoor steunt. [N O, 29g] II-3 |
29981 | steunklos | beertje: bē̜rkǝ (Herten), ruiter: ruiter (Herten) | Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9 |
34050 | stier | stier: stīr (Herten), štīr (Herten), var: vɛr (Herten) | Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11 |
30015 | stijve mortel | droge spijs: drø̄x [spijs] (Herten) | Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9 |
28975 | stiksteek | achtersteek: axtǝrštēk (Herten) | Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7 |
28859 | stikzijde | stikzij(de): štekzi-j (Herten) | Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57] II-7 |
34018 | stilstaan | hou: hǫu̯ (Herten), ju(j): jȳi̯ (Herten) | Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10 |