31693 |
stobbe |
boks:
boks (L330p Herten),
vot:
vot (L330p Herten)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
30654 |
stofkwast |
handvegertje:
hantj˲vē̜gǝrkǝ (L330p Herten)
|
Handvegertje om het te schilderen oppervlak stofvrij te maken. [N 67, 43b]
II-9
|
30728 |
stofvrij droog |
stofvrij:
štǭf˲vrij(ǝ) (L330p Herten)
|
Gezegd van een verflaag die zover gedroogd is dat stof zich er niet meer aan hecht. [N 67, 74c]
II-9
|
31308 |
stokbeitel |
schroodbeitel:
šrōjbęjtǝl (L330p Herten),
warmbeitel:
wɛrǝmbęjtǝl (L330p Herten)
|
In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.]
II-11
|
31428 |
stokdutter |
dutter:
døtǝr (L330p Herten)
|
Werktuig om geboorde of geslagen gaten in ijzer te verzinken. Deze werkzaamheden werden in L 290, L 291, L 321 en Q 99* met een verzinkboor gedaan. Zie ook dat lemma. [N 33, 351]
II-11
|
31352 |
stokpasser |
latpasser:
latpɛsǝr (L330p Herten),
stekpasser:
štɛkpɛsǝr (L330p Herten)
|
Passer, bestaande uit een lange metalen of houten staaf waarop twee stalen punten zijn gemonteerd waarvan er minstens één verstelbaar is. In één van de punten kan soms ook een potloodstift worden gezet. Zie ook afb. 85. De stokpasser wordt vooral gebruikt om cirkels en segmenten met zeer grote straal af te schrijven. [N 33, 252k; N 33, 264; N 64, 81c; N 66, 2c]
II-11
|
28984 |
stolpen |
keren:
kērǝ (L330p Herten)
|
Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60]
II-7
|
28462 |
stomp staan |
stomp staan:
štomp štǭn (L330p Herten)
|
Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c]
II-6
|
19608 |
stoof |
stoof:
štōf (L330p Herten)
|
Vierkante ijzeren bak met traliewerk ervoor, die gevuld werd met gloeiende houtskool. De stoof werd in vroeger tijden gebruikt om verf af te branden. [N 67, 61a]
II-9
|
29524 |
stookgat |
kolenbak:
kǭlǝbak (L330p Herten)
|
Het gat (of de gaten) in het smidsbed waarin het kolenvuur ligt. Zie ook afb. 6. [N 33, 21]
II-11
|