e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stookgat van de oven ovengat: [oven]gāt (Herten) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel voerhuis: vōrhūs (Herten) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoomapparaat stoomapparaat: štǫwmaparāt (Herten) Toestel waarmee vastzittende behanglagen kunnen worden losgestoomd. Het bestaat uit een met water gevulde bak die verwarmd kan worden. De verhitte stoom stroomt vervolgens via een slang naar een mondstuk. Met behulp van dit onderdeel kan de stoom op het behang verspreid worden. [N 67, 94a] II-9
stoot inslagstoot: enšl̄axštuǝt (Herten) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11
stootblok, stoothaak pin: pen (Herten), stootbankhaak: št ̇ūt˱baŋkhǭk (Herten) Houten blokje of metalen pinnetje dat klemvast in het werkbankblad aangebracht is en met behulp van een hamer naar boven gedreven kan worden. Het dient als steun bij het schaven van werkstukken. Zie ook afb. 113. [N 53, 209a-b] II-12
stootblokgat bankgat: baŋk˲gāt (Herten) Rechthoekig gat vooraan in het werkbankblad waarin het stootblok vastgezet kan worden. Zie ook het volgende lemma. Vergelijk voor het eerste lid van het woordtype klovenlok uit Kerkrade-Bleijerheide (Q 121c) ook het Hgd. ɛKlobenɛ, dat onder meer ø̄houtblokjeø̄ en ø̄ijzeren haakø̄ kan betekenen.' [N 53, 208h] II-12
stootring as: as (Herten) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stootvoeg stootvoeg: štōt˲[voeg] (Herten) Verticale voeg. Zie ook afb. 41. Het woordtype 'dilitatievoeg' (L 382) duidt een voeg aan die wordt aangebracht om te verhinderen dat bij grote temperatuurwisselingen scheuring in het metselwerk zal optreden. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29c; monogr.] II-9
stopmes stopmes: štǫpmɛts (Herten) Mes dat wordt gebruikt bij het vullen van gaten met behulp van stopverf, kit, pasta, etc. en bij het aanbrengen van stopverf bij ruiten. Het stopmes bestaat uit een stalen blad met spitse of afgeronde punt dat aan een houten handvat bevestigd is. Zie ook afb. 95. [N 67, 54a] II-9
stoppeleinde van de schoof vot: vǫt (Herten) De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4