25994 |
teerlingblokken |
gelijke ringbalken:
gǝlīkǝ reŋbɛlǝk (L330p Herten)
|
Enkele houten blokken die kruiselings over de teerlingplanken liggen. Op de teerlingblokken rusten de kruisplaten. [N O, 42k]
II-3
|
25992 |
teerlingen |
beren:
bę̄rǝ (L330p Herten)
|
De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.]
II-3
|
29957 |
tegelsnijder |
tegelmachine:
tēgǝlmǝš ̇in (L330p Herten)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
nijptang:
n ̇iptaŋ (L330p Herten)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzetǝr (L330p Herten)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
31863 |
tegen de draad in schaven |
tegen de draad in schaven:
tē̜ŋǝ dǝn drǭt˱ en šāvǝ (L330p Herten),
tegen de vezel in schaven:
tē̜ŋǝ dǝ vēzǝl en šāvǝ (L330p Herten)
|
Tegen de richting van de houtvezels schaven. [N 53, 115]
II-12
|
31896 |
tegen de draad inschuren |
tegen de draad in schuren:
tē̜ŋǝ dǝn drǭt˱ en šūrǝ (L330p Herten),
tegen de draad schuren:
tē̜ŋǝ dǝn drǭt šūrǝ (L330p Herten)
|
Het hout tegen de richting van de houtvezels schuren. [N 53, 155f]
II-12
|
29092 |
tegenknoop |
tegenkijker:
tē̜ŋǝkīkǝr (L330p Herten)
|
Knoopje dat moet voorkomen dat de knopen op de goede kant de stof inscheuren. Tegenknoopjes zijn praktisch voor sluitingen waarop veel spanning staat en voor sluitingen in dikke stof. [N 59, 137]
II-7
|
31983 |
tekenaar |
tekenaar:
tęjkǝnīǝr (L330p Herten),
tekenbaas:
tęjkǝnbās (L330p Herten)
|
De persoon die de werktekeningen maakt. [N 53, 205c]
II-12
|
31982 |
tekenen |
een constructietekening maken:
ęjn kǫnštrøksitęjkǝneŋ mākǝ (L330p Herten),
schetsen:
šɛtsǝ (L330p Herten),
tekenen:
tęjkǝnǝ (L330p Herten)
|
ksitęjkǝnǝ L 271; een constructietekening maken: ęjn kǫnštrøksitęjkǝne [N 53, 205a]
II-12
|