30740 |
vergulden |
vergulden:
vǝrgøljǝ (L330p Herten)
|
Het bedekken van een oppervlak met een goudlaagje uit bladgoud of goudpoeder. [N 67, 81a]
II-9
|
30742 |
vergulden achter glas |
achter glas vergulden:
axtǝr glās ˲vǝrgøljǝ (L330p Herten)
|
Met behulp van een goudlaagje aan de achterzijde van een glasruit een versiering aanbrengen. Daartoe wordt eerst met behulp van pauswerk de afbeelding op de niet te vergulden buitenzijde van de ruit opgebracht. Vervolgens wordt de omtrek van het doorgestuifde aan de binnenkant met een fijn biesje zwarte verf nagetrokken. Als kleefstof voor het bladgoud wordt blanke gelatine of vislijm gebruikt. Nadat het verguldsel is bevestigd, wordt er als bescherming tegen beschadigingen een verflaag over aangebracht. [N 67, 81c]
II-9
|
30710 |
vergulden, verzilveren |
vergulden:
vǝrgøljǝ (L330p Herten),
verzilveren:
vǝrzelvǝrǝ (L330p Herten)
|
Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.]
II-9
|
30675 |
verguldkussen |
goudkussen:
gǫltjkøsǝ (L330p Herten)
|
Kussen dat men bij het vergulden gebruikt. Het bestaat doorgaans uit een rechthoekig plankje dat met kalfsleer is overtrokken en is opgevuld met paardehaar. Aan de achterzijde is een perkamenten kap aangebracht, die in opgevouwen toestand het kussen tegen vuilworden beschermt, en die, opgezet, verhindert, dat de blaadjes bladgoud, die op het kussen worden gesneden, wegwaaien. [N 67, 55b]
II-9
|
18074 |
verkouden |
bevangen:
bǝvaŋǝ (L330p Herten),
verkoud:
vǝrkāi̯t (L330p Herten),
vervangen:
vǝrvaŋǝ (L330p Herten)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
30376 |
verlaagd plafond |
verlaagd plafond:
vǝrlī.xtj plǝfǫŋ (L330p Herten)
|
Loze zoldering die wordt aangebracht om de hoogte van een vertrek te verminderen. [N 54, 148]
II-9
|
34165 |
verlopen |
omlopen:
(de koe is) ǫmgǝlau̯pǝ (L330p Herten)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
31799 |
verlopen van de zaag |
lopen:
lǫwpǝ (L330p Herten),
scheef lopen:
šęjf lǫwpǝ (L330p Herten)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
26594 |
vermalen |
vermalen:
vǝrmālǝ (L330p Herten)
|
Meel verliezen tijdens het maalproces. [N O, 36i]
II-3
|
30605 |
vernis |
vernis:
fǝrnīs (L330p Herten),
vǝrnīs (L330p Herten)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|