e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blind spijkeren verdekt vernagelen: vǝrdɛktj ˲vǝrnē̜gǝlǝ (Herten) Zo spijkeren dat de nagels onzichtbaar blijven. Bij houten vloerdelen met messing en groef wordt de nagel daartoe in de messing geslagen. De groef van het volgende vloerdeel dekt de nagel vervolgens af. [N 54, 140] II-9
blind verankeren blind verankeren: blentj ˲vǝraŋkǝrǝ (Herten) Een anker dusdanig in een muur aanbrengen, dat geen van de onderdelen ervan zichtbaar is. De sleutel van het anker, die in een dergelijk geval van plat staafijzer is gemaakt, wordt dan in de muur vastgemetseld. Zie ook de toelichtingen bij de lemmata 'Anker', 'Schieter' en 'Veer'. [N 54, 122b; N 31, 39] II-9
bloed roeren roeren: rø̄rǝ (Herten) Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.] II-1
bloedgang bloed aan de staart: blōt ānǝ štɛrt (Herten) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bloem bloem: blō.m (Herten), blōm (Herten, ... ), gebuilde bloem: gǝbyjǝldjǝ blō.m (Herten) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] II-1, II-3
blokkeel blokkeel: blǫkkēl (Herten) Doorgaans dubbel uitgevoerd balkje dat de kreupele stijl en het spantbeen, respectievelijk de borstwering met elkaar verbindt. Zie ook afb. 49g. [N 54, 153] II-9
blokkwast blokkwast: blǫkkwas (Herten) Kwast waarvan het haar in bosjes en op rijen geplaatst is in een houten of zinken voetplaat. Uit woordtypen als 'blokwitter', 'witkwast' en 'sauskwast' blijkt dat de blokkwast wordt gebruikt voor het witten van zolderingen en muren. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Witkwast'. Met de term 'verdrijver' wordt doorgaans een kwast aangeduid waarmee kwaststrepen in natte verf weggewerkt kunnen worden. Zie ook afb. 91. [N 67, 30d] II-9
blokschaaf blokschaaf: blǫkšāf (Herten) In het algemeen een korte schaaf, met of zonder keerbeitel, die bestaat uit een rechthoekig schaafblok met een rechte zool. Zie ook afb. 32. Houtbewerkers gebruiken twee soorten blokschaven: de ruwe blokschaaf en de fijne blokschaaf. Zie ook deze twee lemmata. [N 53, 54; N G, 35a; monogr.] II-12
blokschaaf met hoorn hobelschaaf: hūbǝlšāf (Herten), meubelmakersschaaf: mø̜jbǝlmē̜kǝrsšāf (Herten) Houten blokschaaf, waarbij vooraan op het schaafblok een hoorn bevestigd is. Zie ook afb. 33. [N 53, 58; monogr.] II-12
blusbak kalkbak: kalǝk˱bak (Herten) De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.] II-9