31757 |
verstekzaagmachine |
verstekzeeg:
vǝrštē̜k˲zē̜x (L330p Herten)
|
Zaag die gemonteerd is in een ijzeren constructie met geleiders en in verschillende hoekstanden geplaatst kan worden. De verstekzaagmachine wordt gebruikt om verstekken te zagen. Zie ook afb. 16. [N 53, 12; monogr.]
II-12
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
luik:
lūk (L330p Herten)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
31927 |
verstelbare centerboor |
verstelbare houtboor:
vǝrštɛlbārǝ hǫwt˱bǭr (L330p Herten)
|
Een boorijzer met een verstelbaar mesje waardoor geboord kan worden met diverse diameters zonder dat de boor verwisseld hoeft te worden. Zie ook afb. 75. [N 53, 172]
II-12
|
31536 |
verstelbare moersleutel |
engelse sleutel:
eŋǝlsǝ šlø̜tǝl (L330p Herten),
hollandse sleutel:
hǫlǝnšǝ šlø̜tǝl (L330p Herten),
klauwsleutel:
klǫwšlø̜tǝl (L330p Herten)
|
sǝl Q 116; verstelbare sleutel: vǝrštɛlbrǝ šløsǝl Q 121b; ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr P 176b; %%B de volgende opgaven betreffen het oudere type Engelse sleutel -- vergelijk afbeelding 199a-d%% engelse sleutel: e' [N 33, 300a; N 33, 300d; N 64, 78b; monogr.]
II-11
|
31842 |
verstelbare sponningschaaf |
schaaf met verstelbare zool:
šāf met ˲vǝrštɛlbārǝ zǭl (L330p Herten),
verstelbare sponningschaaf:
vǝrštɛlbārǝ špǫneŋšāf (L330p Herten)
|
Sponningschaaf met verstelbare geleider(s), zodat de breedte en eventueel ook de diepte van de te schaven groef geregeld kan worden. [N 53, 65; N 53, 63b]
II-12
|
33364 |
verstelbare voerluiken |
voerluiken:
vōrlūkǝ (L330p Herten)
|
Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.]
I-6
|
29112 |
verstellen |
stukkeren:
štø̜kǝrǝ (L330p Herten)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
spijlen:
špi.ǝlǝ (L330p Herten)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|
28666 |
versuikeren |
kristalliseren:
krestalisērǝ (L330p Herten)
|
Hard worden van de honing of het kristalliseren van honing: het overgaan van vloeibare vorm naar vaste. Dan is hij versuikerd. Voor de consumptie is versuikerde of gekristalliseerde honing niet minder geschikt dan de vloeibare. Hieruit blijkt dat de honing niet is verhit. [N 63, 118; Ge 37, 182; monogr.]
II-6
|
32577 |
verteerde mest |
kort mest:
kǫrt [mest] (L330p Herten),
oude mest:
āi̯ǝ [mest] (L330p Herten)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|