e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zethamer sas: sas (Herten) Hamer met vierkante kop die de smid gebruikt bij het haaks ombuigen of "scherp innemen" van kanten of uitstekende delen van een smeedstuk. Zie ook afb. 37a-b en het volgende lemma. Volgens de respondent uit L 299 werd de zethamer gebruikt bij het smeden van de ploegkam (plōxkamp) aan de oude Brabantse ploeg. [N 33, 78-79; N 33, 82] II-11
zeug met biggen kriem: krēm (Herten), zeug: zeug (Herten) Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.] I-12
zeugekooi zeugekooi: zø̄gǝkōi̯ (Herten) De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d] I-6
zeven met de handzeef builen: bylǝ (Herten), zeven: zēvǝ (Herten) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zeven, builen buidelen: byjǝlǝ (Herten) Het meel zeven. In P 222 maakt men een onderscheid tussen teemsen en boulteren. De eerste term gebruikt men voor het zeven van meel met de hand door middel van een zeef. Wanneer deze bewerking machinaal door de molenaar wordt uitgevoerd, spreekt men van ɛboulterenɛ. Zie ook het lemma ɛuitzeven van de zemelenɛ in wld II.1, pag. 85.' [N O, 38a; Vds 241; Jan 239; Coe 215; Grof 244; monogr.; N 18, 136; N 18, 136 add.; JG 1b] II-3
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen tenentreder: tēntrē̜i̯ǝrt (Herten) [N 8, 75 en 79] I-9
zich een zwerm toeëigenen een tak bij de zwerm steken: ǝnǝ tak bi-j dǝ žwɛrm štę̄kǝ (Herten) Door een zwerm te volgen en aan een boom een teken, bijvoorbeeld een zakdoek, strowis of een tak, te bevestigen, kan de eigenaar zich volgens het imkerrecht bekend maken. Een oud gebruik in de imkerij is dat een zwerm eigendom van de vinder wordt, wanneer de echte eigenaar onbekend is (De Roever, pag. 327). [N 63, 82] II-6
zich moeilijk laten melken taaie koe: tɛj ku (Herten) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich schuren schuren: šūrǝ (Herten) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zicht zicht: zex (Herten), zext (Herten) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4