33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
zweelwratten:
žwēlvratǝ (L330p Herten)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
28512 |
een baard maken |
baard maken:
bārt mākǝ (L330p Herten)
|
Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a]
II-6
|
31915 |
een beitel slijpen |
slijpen:
šlīpǝ (L330p Herten)
|
De beitelsnede scherp maken met behulp van de slijpsteen. [N 53, 48a; N 53, 110; monogr.]
II-12
|
31917 |
een beitel wetten |
afbramen:
āf˱brǭmǝ (L330p Herten),
de braam wegdoen:
dǝ brǭm wɛx˱dōn (L330p Herten)
|
De kleine oneffenheden die bij het slijpen zijn gevormd op de snede van de beitel met behulp van een wetsteen verwijderen. Zie ook afb. 72. [N 53, 48b]
II-12
|
29084 |
een bochel inwerken |
pokkelen:
pukǝlǝ (L330p Herten),
pykǝlǝ (L330p Herten),
pøkǝlǝ (L330p Herten)
|
Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89]
II-7
|
30220 |
een dak beschieten |
beschieten:
bǝšē.tǝ (L330p Herten)
|
Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.]
II-9
|
29088 |
een draad om het knoopsgat naaien |
koordje omslaan:
kø̄rtjǝ omšlǭn (L330p Herten)
|
Een draad om het knoopsgat naaien tegen het uitrafelen. [N 59, 139]
II-7
|
34541 |
een ei afpellen |
afschellen:
āfšęlǝ (L330p Herten)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
schouwen:
šǫu̯ǝ (L330p Herten)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
25600 |
een gleuf aanbrengen in het deegbrood |
knippen:
knepǝ (L330p Herten)
|
Met de schaar of het mes een gleuf aanbrengen in het deegbrood. Volgens de informant van L 330 wordt dit "knippen" gedaan om het rijzen te bevorderen bij slechte deeg. [N 29, 44a]
II-1
|