32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L330p Herten)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
31372 |
arend van een vijl |
hechtstaart:
hextštɛrt (L330p Herten)
|
Het spits uitlopende deel van de vijl dat in het handvat wordt gestoken. Zie ook het lemma "vijlhandvat". Zie ook afb. 97. [N 33, 104; N 33, 203]
II-11
|
21902 |
arm |
arm:
ɛrǝm (L330p Herten)
|
Zie de toelichting bij het lemma ɛarm liggenɛ.' [N O, 34j; Vds 193; Jan 198; Coe 169]
II-3
|
26572 |
arm liggen |
(de steen) ligt arm:
lek ɛrǝm (L330p Herten)
|
Gezegd van een molensteen wanneer bij controle de rij alleen op de buitenbaan, de zgn. maalbaan, draagt. [N O, 34j]
II-3
|
30399 |
arm schaven |
afschaven:
āfšāvǝ (L330p Herten),
arm schaven:
ɛrǝm šāvǝ (L330p Herten)
|
Een deur langs de diktezijde schuin afschaven, opdat ze beter sluit in de sponning van het kozijn. [N 53, 104]
II-12
|
28950 |
armsgatuitsnijding |
armsgat:
ęrms˲gāt (L330p Herten)
|
De uitsnijding voor de mouw bij het colbert. [N 59, 101a]
II-7
|
21034 |
as |
molenas:
[molen]as (L330p Herten)
|
In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.]
II-3
|
26247 |
asbanden |
slekken:
šlɛ̄kǝ (L330p Herten)
|
De ijzeren banden rond de kop of de nek van de molenas. [N O, 10h]
II-3
|
32672 |
asblok |
assenlade:
asǝlā.i̯ (L330p Herten)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
30553 |
asfaltpapier |
asfaltpapier:
asfaltpǝpīr (L330p Herten)
|
Poreus bordpapier, gedrenkt in asfalt of zware teeroliën. Asfaltpapier wordt gebruikt als isolatiemateriaal tegen vocht maar ook als dakbedekking. 'Lodorite' is een asfaltbitumen juteweefsel dat als afdichtingsmateriaal in stroken wordt verwerkt. [N 31, 36b; N 64, 155b; monogr.]
II-9
|