e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speurbijen speurbijen: špø̄rbi-jǝ (Herten) Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a] II-6
spie kijl: kīl (Herten), spietje: špikǝ (Herten) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] I-3, II-7
spie van het anker spie/spij: špi (Herten) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spiegel spiegel: špēgǝl (Herten) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] II-7
spiegelglas spiegelglas: špēgǝlglās (Herten) Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g] II-9
spiesteen, boogsteen gewelfsteen: gǝwø̜lǝfštęjn (Herten) Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.] II-8
spijkerbak nagelenbak: nāgǝlǝbak (Herten) In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.] II-12
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Herten) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spijkergat nagelgat: nāgǝlgāt (Herten) Het gat dat ontstaat, wanneer een spijker uit het hout wordt getrokken. [N 54, 25; monogr.] II-12
spijkers doorknippen doornijpen: dōrnīpǝ (Herten), knijpen: knīpǝ (Herten), knippen: knepǝ (Herten) Spijkers met behulp van de nijptang af- of doorknippen. Bij alle opgaven uit dit lemma hoort het plaatselijke dialectwoord voor spijker als object. [N 53, 154b] II-12