e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamboekkoe registerkoe: rǝgestǝr [koe] (Herten), volbloed: vǫlblōt (Herten) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
stampbeton stampbeton: štamp˱[beton] (Herten) Betonsoort die wordt verkregen door de aardvochtige betonspecie met houten of stalen stampers zo lang te bewerken totdat het water erin aan de oppervlakte komt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(beton)' het lemma 'Beton'76521. [N 30, 47b; monogr.] II-9
stamper stemper: štɛmpǝr (Herten) Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.] II-9
stamper, stempel mesijzer: mɛts˱ ̇īzǝr (Herten) Metalen stift of blok waarvan het uiteinde past in de uitholling van de matrijs. Bij het stampen wordt de stamper op het werkstuk boven de uitholling van de matrijs gehouden. Vervolgens wordt er met een hamer op het bovenste uiteinde van de stamper geslagen waardoor het aan de onderzijde van de stamper aangebrachte motief in de metaalplaat wordt uitgeperst. Zie ook afb. 167. [N 33, 276] II-11
stamphoning stamphoning: štamphōneŋ (Herten) Honing die verkregen wordt door de raten in een ton of kuip te stampen. Raten met wat honing en veel stuifmeel worden in een ton gestampt en bewaard. Het geheel dient als voer in het voorjaar. Het is zeer eiwitrijk voer dat een snelle voorjaarsontwikkeling bevordert. Reststukken van raten worden met een bepaald soort stamper, bijvoorbeeld een moesstamper (L 416), bewerkt. Zie ook het lemma Wintervoedsel. [N 63, 116d; N 63, 115d; N 63, 116e] II-6
stand voorbij het midden op de bil: op de bil (Herten  [(molenstenen scherpen)]  ) De stand waarbij de rechtstaande roede net voorbij het midden is. De bovenste wiek bevindt zich dan links van een denkbeeldige, verticale lijn. Zie ook afb. 3. In l 265 kon men aan deze stand zien dat er niet gemalen werd wegens reparaties, terwijl in K 353, l 289, l 318, l 321 en l 374 bij deze stand de molenstenen gescherpt werden. In K 357 en P 51 werd het wiekenkruis zo geplaatst bij een geboorte in de familie van de molenaar. In l 164 duidde de stand in het algemeen vreugde aan, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een geboorte. In l 289 en l 316 daarentegen werd de stand gebruikt om rouw aan te geven. Achter de plaatscode is tussen ronde haken opgenomen wat de stand voorbij het midden in de betreffende plaats betekende. [N O, 8c; N O, 8e; N O, 34a add.] II-3
standerd koning: kø̄neŋ (Herten), stander: štɛnjǝr (Herten) De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12] II-3
standerdband trekband: trękbanjt (Herten) De brede ijzeren band ter versteviging om de standerdnok. [N O, 42b] II-3
standerdmolen gesloten standerdmolen: gǝšlǭtǝ štandǝrtmø̄lǝ (Herten) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
standerdnok kopje: kø̜pkǝ (Herten) Het bovenste pinvormige uiteinde van de standerd waar de steenbalk op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42q] II-3