e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier stier: stīr (Herten), štīr (Herten), var: vɛr (Herten) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijve mortel droge spijs: drø̄x [spijs] (Herten) Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9
stiksteek achtersteek: axtǝrštēk (Herten) Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46] II-7
stikzijde stikzij(de): štekzi-j (Herten) Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57] II-7
stilstaan hou: hǫu̯ (Herten), ju(j): jȳi̯ (Herten) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stobbe boks: boks (Herten), vot: vot (Herten) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stofkwast handvegertje: hantj˲vē̜gǝrkǝ (Herten) Handvegertje om het te schilderen oppervlak stofvrij te maken. [N 67, 43b] II-9
stofvrij droog stofvrij: štǭf˲vrij(ǝ) (Herten) Gezegd van een verflaag die zover gedroogd is dat stof zich er niet meer aan hecht. [N 67, 74c] II-9
stokbeitel schroodbeitel: šrōjbęjtǝl (Herten), warmbeitel: wɛrǝmbęjtǝl (Herten) In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.] II-11
stokdutter dutter: døtǝr (Herten) Werktuig om geboorde of geslagen gaten in ijzer te verzinken. Deze werkzaamheden werden in L 290, L 291, L 321 en Q 99* met een verzinkboor gedaan. Zie ook dat lemma. [N 33, 351] II-11