e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trekker van de aanaardhandploeg trekkruk: trękkrø̜k (Herten) Het dwarse handvatvan de aanaardhandploeg. Voor sjoek- naast trek-handvat zie aflevering I.1, blz. 12: schokkelen, schoggelen voor "schudden". [N 18, 46b] I-5
trekkers snallen: šnalǝ (Herten) Middel om een broek of een vest te kunnen insnoeren. De riempjes achter het vest. [N 59, 143b] II-7
trekkoord spantouw: špantǫw (Herten) Het touw waarmee het luiwerk in werking gezet wordt. [N O, 25m] II-3
trekrei treklat: tręklat (Herten) Lat die wordt gebruikt om er rechte lijnen of biezen langs te trekken. [N 67, 62; div.] II-9
trekschei trekschei: trɛkšęi̯ (Herten) De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b] I-13
trekzaag, boomzaag kortzeeg: kǫrt˲zē̜x (Herten), trekzeeg: tręk˲zē̜x (Herten) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
tremen tremen: trēmǝ (Herten) De balken van een gewelfd plafond waartussen de pleisterlatten worden gespannen. [N 54, 143c; monogr.] II-9
troebele ogen varkensoog: vęrǝkǝsu̯x (Herten  [(grijsachtig)]  ) [N 8, 94g] I-9
troep biggen in het algemeen klocht: klox (Herten), kloxt (Herten) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen klocht: klox (Herten), kloxt (Herten) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12