34292 |
tuiertuig |
tuier:
tȳi̯ǝr (L330p Herten)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|
30188 |
tuinmuur |
vakwerkmuur:
vakwęrǝkm ̇ūr (L330p Herten)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
20116 |
turfmolm |
molm:
mølm (L330p Herten)
|
Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
II-4
|
28940 |
tussenbeenlengte - bij broeken |
schredelengte:
šretleŋdjǝ (L330p Herten)
|
Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b]
II-7
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
haarworm:
hǫrwǫrm (L330p Herten),
harenworm:
hǭrǝwǫrm (L330p Herten),
rotstraal:
rotštrǭl (L330p Herten)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
28517 |
tuten |
tuten:
tȳtǝ (L330p Herten)
|
Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42]
II-6
|
28518 |
tuter |
tuter:
(mv)
tȳtǝrs (L330p Herten)
|
Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a]
II-6
|
32960 |
tweede grasoogst |
nawei:
nǭwęi̯ (L330p Herten)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|
29028 |
tweede pas |
tweede pas:
twidjǝn pas (L330p Herten)
|
[N 59, 76b]
II-7
|
20427 |
tweeling |
tweelinglam:
twīleŋlām (L330p Herten)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4]
I-12
|