e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuiertuig tuier: tȳi̯ǝr (Herten) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11
tuinmuur vakwerkmuur: vakwęrǝkm ̇ūr (Herten) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
turfmolm molm: mølm (Herten) Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] II-4
tussenbeenlengte - bij broeken schredelengte: šretleŋdjǝ (Herten) Maat genomen van het kruis tot de grond. Zie afb. 29. [N 59, 47b] II-7
tussenklauwontsteking haarworm: hǫrwǫrm (Herten), harenworm: hǭrǝwǫrm (Herten), rotstraal: rotštrǭl (Herten) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
tuten tuten: tȳtǝ (Herten) Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42] II-6
tuter tuter: (mv)  tȳtǝrs (Herten) Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a] II-6
tweede grasoogst nawei: nǭwęi̯ (Herten) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3
tweede pas tweede pas: twidjǝn pas (Herten) [N 59, 76b] II-7
tweeling tweelinglam: twīleŋlām (Herten) De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] I-12