e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3449
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een redcel aanzetten redcellen bouwen: rɛtsɛlǝ buwǝ (Herten) Het uitbouwen van een werkstercel tot een koninginnedop of moerdop in geval van plotselinge moerloosheid. Een werkbijlarve moet dan koningin worden. Ze wordt gevoerd met koninginnevoedsel. [N 63, 61c] II-6
een riek mest riek (mest): rēk (Herten) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een roede steken (een) roede insteken: rōj enštę̄kǝ (Herten) Een nieuwe roede in de askop plaatsen. [N O, 7m] II-3
een ruit plaatsen (de/een) ruit inzetten: ǝn rūt˱ enzetǝ (Herten) Een ruit in de sponning plaatsen en met behulp van kleine spijkertjes, glaspennen en stopverf vastzetten. [N 67, 90c; monogr.] II-9
een schraapstaal aanzetten aanzetten: ānzetǝ (Herten), opzetten: ǫp˲zetǝ (Herten) De snijkant van het schraapstaal met behulp van het aanzetstaal scherp maken. Bij het aanzetten wordt de snijkant eerst recht gemaakt en vervolgens van een braam voorzien. [N 53, 157] II-12
een schroef indraaien inschroeven: enšrūvǝ (Herten) Door de meeste respondenten werd ø̄een schroefø̄ of ø̄een vijsø̄ als object opgegeven. [N 53, 153a; monogr.] II-12
een sloot uitdiepen vegen: vē̜gǝ (Herten) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een veulen werpen veulen: vø̄lǝ (Herten) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een vloer aandrijven opkijlen: ǫpkīlǝ (Herten) De vloerdelen van een houten vloer met behulp van een drijfkram en één of meer houten wiggen of door middel van een vloerdrijver dichter tegen elkaar drukken. [N 54, 135a] II-9
een voor afhakken, afscheppen afhakken: āfhakǝ (Herten), afsteken: āfštę̄kǝ (Herten) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1