e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3449
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geselblok haspel: haspel (Herten) Doorgaans werd voor het grof dorsen een ladder of iets dergelijks gebruikt. Soms construeerde men speciaal voor het grof dorsen een apartstuk gereedschap. In dit lemma staan de enkele benamingen daarvan bijeen. Bij de opgaven haspel en schoofreek werd door de zegsman een tekening toegevoegd, die hier wordt overgenomen (afbeelding 9, a en b). Bij zijn tekening noteert de zegsman van L 330 nog: "Een haspel is een houten rol, van een boomstam gemaakt, die draaide rond een as waarvan de uiteinden in een opvouwbare houten schraag waren gestoken. In de rol waren spijkers zonder kop geslagen die 3 à 4 cm uitstaken. Als met een ''schob graan'' hierop geslagen werd, begon de rol te draaien en werden zowel graankorrels als kortstro verwijderd. Men hield dan een ''sjauf sjtreu'' over: lang en glad stro dat men gebruikte voor het maken van dakpanpoppen." [N 14, 15c; JG 1d] I-4
geslachtsrijpe koe rind: rentj (Herten) Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23] I-11
gesmede spijker gesmede nagel: gǝšmędjǝ nāgǝl (Herten) Een spijker die door de smid gesmeed is. Zie ook de paragraaf over de nagelsmid in wld II.11, pag. 139 - 140. [N 54, 12a; N 64, 104b; monogr.] II-12
gesneden haan kapuin: kapūn (Herten), kǝpūn (Herten) [N 19, 60a; monogr.] I-12
gesneden mannelijk schaap hamel: hāmǝl (Herten) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken barg: barx (Herten) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gespeend veulen speenveulen: špiǝnvø̄lǝ (Herten) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gestadige wind gelijke wind: gǝlīkǝ wenjt (Herten), nette wind: nętǝ wentj (Herten) Een constante, niet stotende wind. [N O, 9d] II-3
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stamper: štęmpǝr (Herten) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
getande spalter draadtrekker: drǭttrękǝr (Herten) Spalter waarvan het haar in afzonderlijke bundeltjes is verdeeld. De getande spalter wordt gebruikt bij het schilderen van de vezels van hout. Zie ook afb. 93b en de lemmata 'Spalter' en 'Draadtrekker'. [N 67, 36b] II-9