21352 |
spreken, praten |
praten:
proate (Q187a Heugem)
|
praten [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
23602 |
sprenkelen met de wijwaterkwast |
met wijwater zegenen:
mèt wiewater zegene (Q187a Heugem)
|
Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sprootele (Q187a Heugem),
sprotele (Q187a Heugem)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17819 |
staan |
staan:
stoon (Q187a Heugem)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
start (Q187a Heugem),
stert (Q187a Heugem),
stāt (Q187a Heugem)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)]
I-11, III-4-2
|
34087 |
staartkwast |
stots:
štøts (Q187a Heugem)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
33976 |
staartriem |
staarttoom:
stattǫu̯m (Q187a Heugem)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
23690 |
stabat mater |
stabat mater (lat.):
stabat mater (Q187a Heugem)
|
Het kruisweggezang "Stabat Mater Dolorosa". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
stã.l (Q187a Heugem),
stā.l (Q187a Heugem)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33369 |
stalpalen |
stollen:
stǫlǝ (Q187a Heugem)
|
De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.]
I-6
|