34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q187a Heugem)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
21095 |
rog |
rog:
Endepols
rog (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)]
III-2-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (Q187a Heugem)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
21647 |
rolletje munten |
cahot (<fr.):
kehot (Q187a Heugem)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
uilegat:
˙ø ̞lǝgāt (Q187a Heugem)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
20705 |
rond wittebrood |
rond brood:
roond broed (Q187a Heugem)
|
rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
zwabberen:
zwabbere (Q187a Heugem)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
roodbonte:
rui̯bǫntǝ (Q187a Heugem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
roodbonte:
rui̯bǫntǝ (Q187a Heugem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
18048 |
roof(je) (korst op een wonde) |
roof(je):
ruifke (Q187a Heugem)
|
Een roofje (korstje) op een wond. [DC 14 (1946)]
III-1-2
|