| 23722 |
rozenkransgebed |
ganse rozenkrans:
ne ganse roezekrans (Q187a Heugem)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
roezekransmaond (Q187a Heugem)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenmik:
rozienen mik (Q187a Heugem)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
| 17767 |
rug |
rug:
rùk (Q187a Heugem),
rək (Q187a Heugem)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
| 17640 |
ruggengraat |
ruggenstrang:
ruggestrank (Q187a Heugem),
röggestraank (Q187a Heugem)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 32578 |
ruige mest |
geen goede mest:
gęi̯nǝ gōi̯ǝ męs (Q187a Heugem),
magere mest:
mǭgǝrǝ [mest] (Q187a Heugem)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
| 33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
hakselhok:
hɛksǝlhǫk (Q187a Heugem),
strozolder:
strűzǫldǝr (Q187a Heugem)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
| 24326 |
runderhorzel, horzel |
runderhorzel:
eigen spellingsysteem
runderhorzel (Q187a Heugem)
|
larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 34022 |
rundvee |
beesten:
bīstǝ (Q187a Heugem)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
| 24371 |
rups |
rups:
rups (Q187a Heugem),
eigen spellingsysteem
rups (Q187a Heugem),
smeelde:
eigen spellingsysteem
sjmeelsjes (Q187a Heugem)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)]
III-4-2
|