21635 |
biljet van vijftig gulden |
briefje van vijftig:
ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering van de waarde gegeven; misschien identiek als het Nederlands, dus vijftig?
breefke van 50 (Q187a Heugem),
vijftig gulden:
vieftig gulde (Q187a Heugem)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (Q187a Heugem)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīǝr (Q187a Heugem)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
staldeur:
[stal]dø̄r (Q187a Heugem)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
18529 |
binnenzak |
binnentas:
binnetès (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25437 |
blaas van een geslacht varken |
blaas:
blǭs (Q187a Heugem)
|
De blaas van het varken wordt voor verschillende doeleinden gebruikt volgens de respondenten. Men smeert er werkschoenen mee in of de houtzaag. Als heelmiddel wordt hij op een gekneusde plek gelegd. Men vangt er vogels mee of men doet er bloedworst in; zelfs brandewijn wordt ermee gesmokkeld. Hij kan functioneren als ijszak voor een zieke of als afsluiting voor levensmiddelen. Vaak dient de gedroogde blaas als tabakszak of geldzak. Opgeblazen en gedroogd is hij een voetbal voor de jeugd. Men maakt er kunstdarmen van en heel bekend is het gebruik ervan bij het Carnaval als "foekespot" of "rommelspot". Kan men er echt niets mee doen, dan wordt ie weggesmeten. [N 28, 73; N 28, 74; monogr.]
II-1
|
23574 |
blaasbalg van het orgel |
blaasbalg:
blaosbalk (Q187a Heugem)
|
De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29937 |
blad van de troffel |
blad:
blāǝt (Q187a Heugem)
|
Het driehoekige metalen blad van de troffel, dat dient om de specie op de steen aan te brengen en uit te strijken. De afmeting van het blad kan, afhankelijk van de aard van de werkzaamheden, verschillen. Het blad van een troffel heeft een gebogen en een rechte zijde. De rechte kant wordt gebruikt voor het opvangen van uitpuilende specie, de gebogen kant voor het hakken van stenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(troffel-)' het lemma 'troffel'. [N 30, 7b; monogr.]
II-9
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
Endepols
bleffe (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
ruts:
Endepols
ruts (Q187a Heugem),
röts (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|