e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bokking bokkem: bökkəm (Heugem) haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolle wangen appelwangetjes: appelwengskes (Heugem) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bom, spon spon: spon (Heugem) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat lok: lōk (Heugem) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnet (Heugem) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pèls (Heugem), vos: vos (Heugem, ... ) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bontkraag bontkraag: bontkraag (Heugem), boontkraag (Heugem) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: boontjas (Heugem), bontmantel: bontmantel (Heugem) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boomgaard fruitwei: frø͂ͅ.t[wei} (Heugem) I-7
boordenknoopje bandjesknoopje: bèndsjesknuipke (Heugem), knoopje: knöpke (Heugem) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3