18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
schnouve (Q187a Heugem),
snouve (Q187a Heugem)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
zij-pad (Q187a Heugem)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansun:
sint Jansun (Q187a Heugem)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
22771 |
zingen |
slaan:
sloon (Q187a Heugem)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kont:
kont (Q187a Heugem),
kónt (Q187a Heugem)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
hooigat:
[hooi]gā.t (Q187a Heugem),
hooilok:
[hooi]lōk (Q187a Heugem)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
18675 |
zomerkleren |
kleren voor de zomer:
veur de zomer (Q187a Heugem),
zomerkleren:
zomer klèjer (Q187a Heugem),
zomerklèjer (Q187a Heugem)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondagse klèjer (Q187a Heugem),
soondagse klèjer (Q187a Heugem)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q187a Heugem),
zuiken:
zoeke (Q187a Heugem)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
34181 |
zuiveren |
zich vegen:
zich vegen (Q187a Heugem)
|
Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58]
I-11
|