25474 |
zweetdoek |
bakkersdasje:
bɛkǝrsdɛskǝ (Q187a Heugem)
|
Een halsdoek door de bakker heel waarschijnlijk gedragen om het zweet aan de nek op te vangen, waardoor verkoudheid voorkomen kan worden. [N 29, 102f]
II-1
|
24452 |
zwemblaas |
luchtblaas:
Endepols
lochbloos (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
30102 |
zwemstenen |
bimsbrikken:
bems˱brekǝ (Q187a Heugem)
|
Zwemstenen of drijfstenen zijn benamingen voor een zeer lichte kunststeen, vervaardigd uit puimsteengruis (bimszand) en hydraulische kalk. Het gruis wordt daartoe met ongeveer 1/9 van zijn gewicht aan waterkalk dooreengemengd. Dit mengsel wordt in ijzeren vormen geschept, beklopt en, van de vormen ontdaan, op rekken te drogen gezet. Na enige dagen worden de stenen op hopen gezet en na enige maanden zijn zij gereed voor gebruik. Zwemstenen worden hoofdzakelijk voor binnenwerk gebruikt en isoleren dankzij hun grote poreusheid goed warmte en geluid. 'Ytong' en 'Poriso' zijn merknamen. [N 30, 54e]
II-9
|
32841 |
zwenghout, spoorstok |
ploegshaam:
plōxshām (Q187a Heugem
[(incl de strengen)]
)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
24292 |
zwerm vogels |
vlucht:
vlöch (Q187a Heugem)
|
groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18005 |
zweten |
zweten:
zweite (Q187a Heugem)
|
zweten [N 10a (1961)]
III-1-2
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
schwaords (Q187a Heugem),
zwaots (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem,
Q187a Heugem)
|
De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frankje:
frengske (Q187a Heugem)
|
1 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|