| 17999 |
huiverig |
schuiverachtig:
schoeverchtig (Q187a Heugem)
|
huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 17959 |
hurken |
hukjes gaan zitten:
huikskes gaon zitte (Q187a Heugem)
|
hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 17942 |
ijsberen |
drentelen:
drentele (Q187a Heugem),
ijsberen:
iesbere (Q187a Heugem)
|
lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 25154 |
ijspegel |
ijspiezel:
iespiesele (mv.) (Q187a Heugem)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iezele (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem)
|
ijzelen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
| 33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeurtje:
[oven]dø̄ ̞rkǝ (Q187a Heugem)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
| 32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q187a Heugem)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
| 25371 |
ijzeren pin waarmee men het slachtvee verdooft |
ijzeren pin:
izǝrǝ pen (Q187a Heugem)
|
De woordtypen in dit lemma kunnen op verschillende zaken duiden. Men kan ermee bedoelen de ijzeren pin die uit het schietmasker gedreven wordt of de pin die op een hamer waarmee men het dier op de kop slaat, is bevestigd, of de pin van het penapparaat. Dit laatste werktuig is een voorloper van het penschietmasker. Zie ook de toelichting bij het lemma ''schietmasker''. [N 28, 5b; N 28, 5d; monogr.]
II-1
|
| 17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (Q187a Heugem),
därm (Q187a Heugem)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|