e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld gepast geld: gepas geld (Heugem), kleingeld: ps. letterlijk overgenomen!  klengn sent (Heugem), wisselgeld: wisselgeld (Heugem) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinste dier van het nest piepjong: Endepols  piepjonk (Heugem) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
klepel klepel: klepel (Heugem) De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kleppen kleppen: klöppe (Heugem) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kloeken kloeken: klukǝ (Heugem) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klokje op het priesterkoor bel: bel (Heugem) Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkenstoel klokkenstoel: klokkestool (Heugem) De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)] III-3-3
klokkentouw klokkentouw: klokketouw (Heugem) Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
klomp klomp: kloomp (Heugem), zeer korte oo  kloompe (Heugem) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] III-1-3
klonteren klonteren: klôontərə (Heugem) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3