id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20468 | manziek | heet: heit (Heugem) | manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2 |
23428 | maria-altaar | maria-altaar: maria-altaor (Heugem) | Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23396 | mariabeeld | onze-lieve-vrouwebeeld: slevrouwebeeld (Heugem), slevrowwebeeld (Heugem) | Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23589 | marialied | marialiedje: marialeedsje (Heugem) | Een Marialied. [N 96B (1989)] III-3-3 |
23746 | mariascapulier | onze-lieve-vrouwescapulier: slevrouwesjabbeleer (Heugem) | Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)] III-3-3 |
22739 | marmeren beeld | beeld: marmer beeld (Heugem), marmere beeld (Heugem), ne marmer beeld (Heugem) | Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2 |
24350 | marter | marter: Endepols merter (Heugem, ... ) | Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] III-4-2 |
33044 | mathaak | zichtehaak: zextǝnhǭk (Heugem) | Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4 |
18414 | matrozenpakje | matrozenpakje: metrozenpëkske (Heugem), eigen spellingsysteem matrozepekske (Heugem) | matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3 |
23682 | meditatie | meditatie (<fr.): meditatie (Heugem) | Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)] III-3-3 |