24421 |
meelmijt |
made:
eigen spellingsysteem
maoje (Q187a Heugem),
meelworm:
meelwörrem (Q187a Heugem)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
meelwörrem (Q187a Heugem)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
bīkōmǝ (Q187a Heugem)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
32635 |
meerscharige ploegen |
drievoorder:
dręi̯vø̄rdǝr (Q187a Heugem),
tweevoorder:
twivø̜̄rdǝr (Q187a Heugem)
|
Met een meerscharige ploeg wordt een ploeg bedoeld die uitgerust is met twee, drie of meer scharen en waarmee evenzovele voren tegelijk omgeploegd worden. Over het algemeen - en uit een aantal benamingen blijkt dat ook - gebruikt men deze ploeg voor het oppervlakkig ploegwerk met name voor het omploegen van een stoppelveld. Van de onderstaande woordtypen die met drie- beginnen, vertegenwoordigt het eerste lid tevens dialectvarianten van het type drij. [N 11, 30; N 11A , 75 a-c ; N J, 10; JG 2b-4, 1; monogr.]
I-1
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
mierstummige mès (Q187a Heugem)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24331 |
meikever |
molenaar:
Endepols
meuleneer (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34095 |
melkaders |
melkaderen:
mɛlǝkǭi̯ǝr (Q187a Heugem)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtan (Q187a Heugem)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zuig:
zø̜i̯x (Q187a Heugem)
|
[N 19, 20]
I-12
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlǝkōi̯ (Q187a Heugem)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|